Spécialistes de questions de renseignement depuis plus de quinze ans, les journalistes français Roger Faligot et Rémy Kauffer publient cette semaine le deuxième tome de leur Histoire mondiale du renseignement, "Les maîtres espions" (Robert Laffont, 563 pages), qui couvre la période allant de la guerre froide à nos jours. Première du genre, cette vaste fresque a le mérite de s'être intéressée aussi bien aux activités des "grands" services bien connus de l'Est et de l'Ouest qu'à d'autres du tiers-monde, bien moins médiatisés. Les deux auteurs se penchent ainsi sur des "maîtres-espions" marocains (Mohamed Oufkir et Ahmed Dlimi), tunisien (Ahmed Bennour), algériens (Abdelhafid Boussouf, Kasdi Merbah), irakien (Barzan el-Takriti), syriens (Rifaat el-Assad, Mohammed el-Khouly, Ali Douba), iranien (Rafic Doust), palestiniens (Abou Iyad, Abou el-Hol), pakistanais (Hamid Gul), cambodgien (Ta Mok), chinois (Qiao Shi, Xu Yuanhai). Grâce à de nombreux témoignages de témoins et d'acteurs d'opérations clandestines, ils lèvent des parts de voile sur quelques aspects cachés de l'histoire contemporaine. Ils mettent ainsi en relief le rôle du Belge André Moyen comme homme clef des réseaux Stay Behind en Belgique, en France et en Afrique. Ils comptent par le menu l'opération Charlie au cours de laquelle, en 1982, une dizaine de Palestiniens de l'OLP, se sont installés à Paris, avec l'aide des services français et tunisiens pour infiltrer les milieux arabes extrémistes et faire cesser les attentats dans la capitale française. Ils racontent aussi la naissance du MIDI Club créé en 1982 à l'instigation du chef du SISDE italien, Nino Lugaresi, avec ses homologues français (Marion), espagnol (Manglano), marocain (Dlimi) et tunisien (Bennour), pour constituer une bourse d'échanges de renseignement et surtout lutter contre la Libye. Somme d'éclairages vivants mais parfois incomplets sur une multitude d'affaires de renseignement à travers le monde, "Les maîtres espions" demeure cependant une oeuvre de journalistes et non pas d'historiens, comme l'ambitionnent les auteurs.
_ _ _ _ _ _
Une publication plus récente :
Les maîtres de l'espionnage De Rémi KAUFFER
Il a déjà été question de Boualem Bessaiah (né en 1930, décédé en 2016) plus haut.
Boualem Bessaiah a été ambassadeur d'Algérie à Bruxelles (avant 1970).
En ce qui concerne le "capitaine Lyoussi", j'ai peur des homonymies.
Voir :
Tazmamart: Cellule 10 De Ahmed Marzouki
Note : il y aurait beaucoup à dire sur la vie et la mort de Mohamed Oufkir et de Ahmed Dlimi.
Ahmed Dlimi était au "Safari Club" :
https://en.wikipedia.org/wiki/Safari_Club
https://en.wikipedia.org/wiki/Ahmed_Dlimi
https://en.wikipedia.org/wiki/Mohamed_Oufkir
L'Algérie n'a pas rejoint le "Safari Club".
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 4 Juin 2018 - 15:12
Sur Boualem Bessaiah, que André Moyen a souvent rencontré :
Il s’appelle Boualem Bessaiah / Bouteflika a un nouveau « représentant personnel »
11 juin 2016
Depuis son départ du Conseil constitutionnel, Bessaïeh, juriste de formation et plusieurs fois ministre depuis l’indépendance, était nommé dans le cabinet présidentiel. Les Algériens, notamment les plus jeunes, ne le connaissent pas. Et pourtant, l’influence de cet homme est sans pareille. Boualem Bessaih est un ami de longue date d’Abdelaziz Bouteflika. Les deux hommes se connaissent depuis 1958. Parfait bilingue, cet homme, originaire d’El-Bayadh, est l’ancien fondateur du contre-espionnage algérien en 1959 quand il était au MALG, l’ancêtre du DRS. Boualem Bessaiah a travaillé avec tous les présidents algériens au regard de sa stature. Selon plusieurs sources bien renseignées, Boualem Bessaiah est la “muse” de Bouteflika quant aux questions politiques et diplomatiques. Ses conseils et son expérience sont souvent d’une grande utilité pour Abdelaziz Bouteflika.
(...) Cet ancien professeur et docteur de lettres et sciences humaines, de formation bilingue (arabe, français) avait durant la Guerre d'indépendance algérienne, rejoint le maquis au début de 1957, et occupait d'importantes fonctions dans les rangs de la Révolution armée (un des adjoints de Boussouf). Il était aussi parmi les fondateurs des services secrets algériens et dirigea à ce titre la section du contre-espionnage de la base Didouche Tripoli, en assurant la mission de membre du secrétariat général du Conseil national de la Révolution algérienne de 1959 à 1962.»
Un érudit
«À l'indépendance, il occupe les fonctions d'ambassadeur dans plusieurs capitales européennes et arabes (Berne, le Vatican, Le Caire, Koweït City, Rabat). (...)
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Mar 5 Juin 2018 - 9:43
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Opa Van Thillo en de wapenhandel (2): Tanks voor Argentinië
Armand Eyckmans was directeur van Centrexico en volgens politiebronnen “de man die de vuile klusjes moest opknappen voor bankier Cyriel Van Thillo”, de grootvader van mediatycoon Christian Van Thillo. In de wapenhandel werkte Eyckmans samen met Victor Van Loo, zaakvoerder van het Antwerpse expeditiebedrijf Overseas Trading Company. Deze firma verkocht in 1947 een gigantisch aantal zogenaamd afgedankte gevechtstanks en andere militaire voertuigen aan het Argentinië van dictator Juan Peron.
“De aandacht van onze diensten werd reeds in oktober 1952 gevestigd op Armand Eyckmans”, noteerden BOB’ers van de rijkswacht, “omdat hij toen in verbinding zou gestaan hebben met Marcel Van der Veken, die er als volmachtdrager van Overseas Trading Company van verdacht werd handel te drijven met landen achter het IJzeren Gordijn.” Of die firma inderdaad zaken deed met de Oostbloklanden doet hier niet ter zake. Dergelijke contacten, samen met andere aanwijzingen die te vinden zijn in oude dossiers van het Antwerpse parket die bewaard worden in het Rijksarchief Beveren, tonen in elk geval aan dat er contacten bestonden tussen Centrexico en Overseas Trading. Ook staat het vast dat Overseas Trading in 1947 vele honderden tanks, pantservoertuigen en jeeps heeft verkocht aan het leger van de Argentijnse president-dictator Juan Peron.
Victor ‘Frans’ Van Loo was al sinds de jaren dertig actief als handelaar in metalen, expediteur en douaneagent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had hij miljoenen verdiend door zaken te doen met de Duitse bezettingsmacht, meer bepaald met de Luftwaffen-Frontreparaturwerk Erla in Mortsel, een fabriek waar vliegtuigen van de Duitse Luftwaffe werden hersteld. Via een van zijn zakenpartners stond Van Loo ook in contact met de Abwehr, de contraspionagedienst van de nazi’s. Na de bevrijding opende het krijgsauditoraat in Antwerpen een onderzoek tegen Van Loo wegens economische collaboratie, maar het dossier werd uiteindelijk zonder gevolg afgesloten. Dat belette de zakenman niet om in 1946, terwijl het onderzoek van het krijgsauditoraat nog liep, terug actief te worden als metaalhandelaar. Via stromannen liet Van Loo de NV Overseas Trading Company oprichten, gevestigd aan de Ankerrui 13 in Antwerpen. Uit archiefstukken blijkt dat Van Loo in die periode alweer in de schroothandel zat. Zo kocht hij bijvoorbeeld wrakken van geallieerde oorlogsschepen die tijdens de landing in Normandië gezonken waren voor Omaha Beach.
Derde Wereldoorlog
De aankoop kaderde in een grootscheepse bewapeningsprogramma dat werd opgezet door president-dictator Juan Peron, die zelfs rekening hield met het uitbreken van een Derde Wereldoorlog, dit keer tegen het communisme
Zijn grootste slag sloeg Van Loo echter met de verkoop van militaire voertuigen aan Argentinië. Volgens documenten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken kocht Overseas Trading in de loop van 1946 van het Britse ministerie van Bevoorrading ongeveer 2.700 afgedankte tanks, afkomstig van de Britse, Canadese en Amerikaanse legers. Van Loo betaalde hiervoor een spotprijs van 440 Belgische frank per ton of omgerekend minder dan 200 euro per tank. De Britten hadden het materiaal met een lend-leasecontract gekregen van de Amerikanen en mochten de tuigen enkel verkopen en exporteren op voorwaarde dat ze werden gedemilitarizeerd. Bijgevolg kon de Belgische zakenman de pantsers enkel kopen op voorwaarde dat hij beloofde om ze tot schroot te laten verwerken. Maar dat gebeurde niet. Van Loo transporteerde de tanks naar Antwerpen, liet ze daar herstellen en verkocht ze vervolgens doodleuk aan de Argentijns-Belgische agent Claude Locreille, die optrad namens de Argentijnse regering. Tussen 7 maart en 17 november 1947 verscheepte Overseas Trading vanuit de Antwerpse haven niet minder dan 583 tanks en 797 jeeps naar het Argentijnse leger.
De aankoop kaderde in een grootscheepse bewapeningsprogramma dat in de naoorlogse jaren werd opgezet door president-dictator Juan Peron, die zich wilde voorbereiden op een oorlog met zijn buurlanden en die zelfs rekening hield met het uitbreken van een Derde Wereldoorlog, dit keer tegen het communisme. Argentinië was gedurende de hele Tweede Wereldoorlog zogenaamd neutraal gebleven, maar had tijdens de oorlogsjaren in het geheim samengewerkt met nazi-Duitsland. Het Argentijnse regime sympathiseerde met de fascistische dictaturen in Duitsland, Spanje en Italië en fungeerde in de oorlog als regionaal bruggenhoofd en spionagecentrum voor nazi-Duitsland en zijn bondgenoten in Zuid-Amerika. Pas op het allerlaatste moment, een maand voor de zelfmoord van Hitler in zijn bunker in Berlijn, verklaarde Argentinië de oorlog aan Duitsland. De maatregel leek vooral een listige zet om de geallieerden te misleiden en om de massale immigratie van duizenden collaborateurs van Europa naar Argentinië te vergemakkelijken.
Boter
De Amerikanen en Britten vroegen de Belgische regering om in te grijpen en de resterende 500 tot 600 tanks, die nog op de kaaien in Antwerpen stonden te wachten op transport, in beslag te nemen
De verkoop van militaire voertuigen door Van Loo aan het Argentijnse leger veroorzaakte ernstige diplomatieke spanningen tussen de VS, Groot-Brittannië en België. Toen de Amerikaanse autoriteiten in oktober 1947 lucht kregen van de verkoop, reageerden ze geïrriteerd en verbolgen. De transactie was volledig in tegenspraak met het Amerikaanse lend-leasebeleid voor militair materiaal en met een Amerikaans-Britse akkoord dat speciaal was afgesloten om precies dit soort handeltjes onmogelijk te maken. Enkel gedemilitariseerde voertuigen mochten als schroot verkocht worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de Amerikanen. Dat was hier duidelijk niet het geval. De Britten hadden de tanks weliswaar voor de prijs van schroot verkocht aan Overseas Trading, maar de tuigen bleken nog in prima conditie en werden door het Argentijnse leger meteen in gebruik genomen.
Via diplomatieke kanalen probeerden de Amerikanen en de Britten de trafiek alsnog stop te zetten. Ze vroegen de Belgische regering om in te grijpen en de resterende 500 tot 600 tanks, die nog op de kaaien in Antwerpen stonden te wachten op transport, in beslag te nemen. Dat bleek minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht leek. Van Loo had inmiddels ruzie gekregen met zijn Argentijnse agent Locreille over de verdeling van de commissies, en Locreille had via de rechtbank zelf al beslag laten leggen op de nog niet verscheepte tanks. Toch ging de trafiek vreemd genoeg gewoon door. Volgens het Amerikaanse State Department heeft Van Loo in totaal 1.500 tanks verkocht aan Argentinië.
“Belgian tanks”, Memorandum by the Secretary of State for Foreign Affairs (Ernest Bevin), 24 mei 1948 (bron: National Archives, Londen)
Tot zijn verbazing vernam de Amerikaanse ambassadeur in Brussel tijdens informele gesprekken met minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak dat de omstreden verkoop kon rekenen op de steun van de Belgische regering. Volgens de Belgische regering werden de militaire voertuigen immers gedeeltelijk betaald in natura, meer bepaald in ruil voor tienduizenden ton boter, dierlijke vetstoffen en graan. En die voedselleveranties waren in de naoorlogse jaren absoluut noodzakelijk om de uitgehongerde Belgische bevolking te bevoorraden. Spaak vroeg de Amerikaanse ambassadeur welk excuus hij moest inroepen voor het opzeggen van het contract met Argentinië. Kon hij zeggen dat hij dit deed op vraag van de Amerikaanse regering? En als de Argentijnen hun betalingen in natura zouden stopzetten, waren de Amerikanen dan bereid in hun plaats de nodige voedselhulp te leveren? “Spaak geloofde niet in de mogelijkheid dat de tanks met slechte bedoelingen zouden gebruikt worden en noemde de bezorgdheid van de Amerikaanse regering overdreven”, noteerde Ernest Bevin, de Britse minister van Buitenlandse Zaken.
Een onderzoek van het parket van Antwerpen bracht aan het licht dat Van Loo voor de Argentijnse operatie intensief had samengewerkt met Joseph Beherman. Deze zakenman, geboren in 1910 in Bessarabië, emigreerde in de jaren twintig naar Antwerpen, waar hij zich vestigde als garagist en verdeler van Amerikaanse auto’s. Na de bevrijding beschikte Beherman over uitstekende relaties met de Britse en Amerikaanse legertop, omwille van zijn verdiensten tijdens de oorlogsjaren. Als lid van de verzetsorganisatie Witte Brigade bezorgde hij militaire gegevens over de Duitse troepen aan de geallieerde inlichtingendiensten. Eind 1945, kort na de bevrijding, werd Etablissements Beherman-Demoen opgericht. De firma vestigde zich in de voormalige Duitse Erla-fabriek in Mortstel en specialiseerde zich in het herstellen en opkalefateren van tanks en militaire voertuigen uit de oorlogsstocks van de geallieerde legers.
Hoe de samenwerking tussen Van Loo en Beherman tot stand was gekomen, beschreef commissaris Georges Block van de Antwerpse Gerechtelijke Politie in januari 1949 in een rapport:
De relaties tussen deze beide personen schijnen alsvolgt te zijn ontstaan. Op zeker ogenblik had Van Loo een grote hoeveelheid legermateriaal aangekocht. Daartussen bevonden zich een aantal voertuigen die eerst moesten hersteld worden vooraleer ze konden worden verkocht. Van Loo droeg deze herstellingswerken op aan de firma Beherman. Daar Van Loo op een zeker ogenblik deze herstellingswerken niet kon betalen, gaf hij daarvoor aan de firma Beherman een zeker aantal rupswagens. Van Loo stelde echter als voorwaarde dat bij eventuele verkoop van deze rupswagens, hij een deel in de winst zou ontvangen. Deze rupswagens werden achteraf met een door de regering vereiste vergunning geëxporteerd.
Vanaf 1948 gingen Beherman en Van Loo ook gezamenlijk voertuigen van de geallieerde legers opkopen. Ook deze voertuigen mochten in ons land hersteld worden, maar moesten na herstelling worden uitgevoerd. Speciaal hiervoor werd door Beherman en Van Loo de NV Gimsa (General International Machinery) opgericht. Gimsa werd later opgedoekt omdat Van Loo problemen kreeg met de fiscus. Maar volgens commissaris Block was er geen vuiltje aan de lucht en verliepen alle transacties van Gimsa volledig volgens het boekje:
Er kan vrijwel met zekerheid worden gezegd dat noch door de firma Beherman, noch door Gimsa op onregelmatige wijze oorlogsmateriaal zou geëxporteerd zijn geworden. Inderdaad, al deze verzendingen gedaan door beide firma’s werden van dichtbij gecontroleerd door de douanediensten.
Politieoorlog
Waarom nam Block het duo Van Loo-Beherman in bescherming? Zijn standpunt valt wellicht te verklaren in het licht van een klassieke politieoorlog die destijds werd uitgevochten tussen twee rivaliserende politiediensten: de rijkswacht en de Gerechtelijke Politie. Alles begon met een proces-verbaal, opgesteld door adjudant Ghislain Hofman, chef van de Antwerpse BOB. In dit pv van 21 december 1948 signaleerde de rijkswachter het bestaan van een internationale wapensmokkel onder leiding van Victor Van Loo, bijgestaan door Joseph Beherman:
Deze smokkelzaak zou tot doel hebben wapens en ander oorlogstuig naar het buitenland te zenden. Meerdere zaakjes zouden reeds verricht geworden zijn. Van Loo zou de leidende rol hebben in deze zaak. Hij zou veel reizen naar Frankrijk en Duitsland ondernemen en momenteel in Italië verblijven, van waaruit hij verder de zaken zou leiden. Destijds is er sprake van geweest dat Van Loo naar Argentinië zou afreizen, met Air France, maar naar het schijnt zou hij van deze reis op het laatste ogenblik afgezien hebben. Als bijzondere punten van de verzendingen worden de havens van Hamburg en Antwerpen genoemd. Naar het schijnt zou Van Loo niet naar België terugkeren, tenzij bij hoge uitzondering en in het geheim. De smokkelzaak van tanks bestemd voor Argentinië zou ook een van de zaakjes van Van Loo-Beherman geweest zijn.
De reactie van commissaris Block van de Gerechtelijke Politie volgde twee weken later, op 11 januari 1949. Allemaal roddels en onzin, was de kern van zijn betoog:
Voor wat het geheel van het pv van adjudant Hofman betreft, kan gezegd worden dat de daarin voorkomende gegevens over smokkel van wapens en oorlogstuigen geenszins aan de werkelijkheid beantwoorden. Inderdaad, al de verzendingen gedaan door de firma Van Loo en de firma Beherman waren steeds gedekt door regelmatige exportvergunningen. Van het verzenden van wapens is trouwens nooit sprake geweest, wel van tanks en rupswagens. De firma Beherman, met haar snelle opgang en vooral door het bouwen van een nieuwe garage (de grootste en meest moderne van de stad), schijnt heel wat afgunst te hebben verwekt bij machtige concurrenten. Het is dan ook niet uitgesloten dat door deze mensen allerhande geruchten over wapensmokkel worden verspreid, met de bedoeling dat door het gerecht huiszoekingen zouden verricht worden bij de firma Beherman, hetgeen dan ongetwijfeld aanleiding zou geven tot talrijke perscommentaren.
Het Antwerpse parket besloot geen geloof te hechten aan de versie van de BOB. De rijkswachters baseerden zich namelijk op een onbetrouwbare informant: de beruchte André Moyen, alias kapitein Freddy, een topman van de Belgische militaire geheime dienst en chef van de privé-inlichtingendienst Milpol. Volgens sommige bronnen had Moyen zelfs een poging ondernomen om Van Loo af te persen. Van Loo en Beherman konden dus gewoon verder werken. Na de deal met Argentinië organiseerden ze nog een reeks andere, gelijkaardige operaties, zo blijkt uit rapporten van de Antwerpse GP. Op 14 mei 1948 vertrok bijvoorbeeld vanuit de Antwerpse haven een Brits schip met een lading rupswagens en geblindeerde voertuigen, bestemd voor Turkije. Op 30 augustus van hetzelfde jaar volgde een Deens schip met een lading camions en geblindeerde voertuigen, dit keer bestemd voor Turkije en Palestina. En op 7 oktober van hetzelfde jaar vertrok nog een Grieks schip vanuit Antwerpen naar Turkije, met aan boord vrachtwagens, geblindeerde voertuigen op rupskettingen en Harley Davidson-motors. Al deze ladingen werden probleemloos verscheept.
Geraadpleegde bronnen: * Rijksarchief Beveren, dossiers 3504, 3669, 3940 en 3698, PK Antwerpen 2001 C * “Belgian tanks”, Memorandum by the Secretary of State for Foreign Affairs (Ernest Bevin), 24 mei 1948 * “Foreign Relations of the United States, 1948. The Western Hemisphere”, United States Department of State, 1948 * “The Real Odessa. How Peron brought the Nazi War Criminals to Argentina”, Uki Goni, Granta Books, 2002
Dix années avec Boualem Bessaïh, de la diplomatie à l’épopée
La librairie Chaïb Dzaïr de l’Anep a abrité la semaine écoulée une séance de présentation d’un nouveau livre intitulé Boualem Bessaïh, dix années avec le diplomate, le politique et l’intellectuel du docteur Brahim Romani, cadre supérieur au ministère des Affaires étrangères.
(...)
_ _ _
http://www.elmoudjahid.com/fr/actualites/68582
Nouvelles publications : Le MALG ou la stratégie au service de la Révolution
L’Association nationale des moudjahidine de l’armement et des liaisons générales (ANMALG), a publié un livre référence sur l’histoire du Malg aux éditions Gharnata.
Histoire des services secrets Algériens - Du MALG au DRS
Lyes Laribi a été incarcéré en Algérie dans les années 1990 pour s’être opposé au coup d’état dit des « janviéristes ». Libéré sans jugement après 1400 jours d’incarcération dans un camp de concentration au Sahara, puis à la prison militaire de Blida, il a trouvé refuge en France en décembre 2000. (...)
_
Ce dernier livre n'est pas une hagiographie (ce que les deux premiers sont probablement). Je l'ai en pdf.
_ _ _
Voir aussi l'article suivant avec Boualem Bessaieh
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 2 Juil 2018 - 20:27
Rappel : dans le livre "Qui a tué Julien Lahaut ?", il est question d'un document du 9 août 1950 intitulé "contacts en Suisse" et estampillé "très secret" dans lequel André Moyen déclare : "J'ai vu également en compagnie du Capitaine Lecher, le Lieutenant-Colonel américain Wilton Haynsworth Earle Jr. Attaché de l'Air à Berne."
Herman Robiliart, one of Belgium's leading industrialists, died of a heart attack in Brussels on Oct. 17. He was 68 years old. His death was made known yesterday by the BelgoAmerican Development Corporation. (...)
_ _ _
Dans les années 1950, André Moyen fit des voyages en Italie à la demande de Marcel De Roover (Brufina). Il avait obtenu une lettre de recommandation de Albert De Vleeschauwer (proche de Léopold III et ministre de l'intérieur belge sortant). Là encore, on peut se demander à quel titre. Cela lui a permis de rencontrer Mario Scelba et d'autres personnalités italiennes.
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Ven 6 Juil 2018 - 18:28
Je viens de découvrir ce nouveau livre et je n'ai pas d'avis pertinent à son sujet. Même si l'auteur n'est pas un historien à l'origine, il semble s'être bien documenté sur Otto Skorzeny et c'est à ce titre qu'il est intéressant puisqu'il établit un lien important entre Otto Skorzeny (proche de Léon Degrelle) et Robert Solborg (proche de André Moyen)... via "ARMCO" (American Rolling Mill Company).
Une confirmation serait la bienvenue ; cela renforcerait les soupçons envers André Moyen (et Securitas)... Il avait déjà été question d'un tel lien il y a trois ans sur le fil consacré à André Moyen.
On peut donc faire l'hypothèse que André Moyen a au minimum entendu parler de Otto Skorzeny et, plus tard, de Léon Degrelle en Espagne. C'est important car cela mène aussi à Stefano delle Chiaie et au prince Borghese (tentatives de coup d'Etat et attentats en Italie). En outre, Stefano delle Chiaie a connu Elio Ciolini.
Otto Skorzeny était lié aux services américains, allemands et au Mossad. Il pouvait en être de même avec Léon Degrelle. Il faut noter que ce dernier a voulu rencontrer Michel Libert (PAL, WNP) lors d'une de ses missions en Espagne sur ordre du PAL (MAD). Les informations circulaient donc bien dans ce qui semble avoir été un réseau très organisé basé sur l'anti-communisme. L'expérience de Otto Skorzeny avec les recrues "Werewolf" pouvait par ailleurs être utile pour des "stay-behind"...
C'est important parce que Robert Murphy était ambassadeur des USA en Belgique lors de l'assassinat de Julien Lahaut. S'il a connu Robert Solborg, on peut faire l'hypothèse d'un contact avec André Moyen...
Robert Murphy connaissait aussi Douglas MacArthur II... et, bien entendu, il connaissait Lyman Lemnitzer (voir ce qui concerne la conférence de Cherchell) :
Kissinger’s later prominence as National Security Advisor and then Secretary of State has overshadowed his earlier career; he, like many Cercle Pinay contacts, started in the wartime intelligence services (OSS-CIC/SOE-MI9). Having been spotted by the talent scout Fritz Kraemer, Kissinger served in the CIC during the war before teaching from 1946 on at the European Command Intelligence Center in Oberursel, known as Camp King. Besides interrogating high-level members of the former Nazi administration, Camp King was also chosen in 1946 as the first site for the Gehlen Org - on Camp King, see
One of the most prominent Americans to serve alongside Kissinger at Camp King was Arnold M. Silver who would go on to be a "very senior Agency man in charge of counter-subversion in Western Europe" (Crozier, pg 134), was later fired in the 1977 "Halloween Massacre", and became a core member of the 6I in the 1980s. After service in the CIC, Kissinger served as a consultant to the Director of the Psychological Strategy Board (later subsumed into the Office for Policy Coordination) and began a close association with the Rockefeller brothers, working between 1956 and 1958 as Director of the Special Studies Project funded by the Rockefeller Brothers Fund presided by Nelson Rockefeller, Governor of New York and candidate for the Republican presidential nomination in 1960, 1964, and 1968. After the Special Studies Project was concluded, Nelson Rockefeller employed Kissinger as a part-time foreign policy consultant before appointing him as a full-time member of his staff in late 1968. In 1969, when Kissinger became Nixon's National Security Advisor, Rockefeller paid him $50,000 as a severance payment. For the post of Military Assistant to the National Security Advisor, Kissinger chose Alexander Haig, another of Fritz Kraemer's acolytes; Kraemer's son Sven, in 1977 a probable 6I founding member, also served in the Nixon-Kissinger NationalSecurity Council. Nelson Rockefeller would go on to undertake four trips to twenty Latin American republics in April-May 1969 on behalf of President Nixon and served as Vice-President under Gerald Ford following Nixon's resignation in August 1974; in 1975, as Vice-President, he chaired the first investigation into the CIA’s illegal domestic activities (the Rockefeller Commission, forerunner to the Church Committee) – see
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 9 Juil 2018 - 9:45
Il a déjà été fait mention de Robert Murphy dans ce fil de discussion.
Pour information :
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 9 Juil 2018 - 10:48
D'autres extraits de
The Skorzeny Papers: Evidence for the Plot to Kill JFK De Ralph Ganis (2018)
(...)
(...)
(...)
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 9 Juil 2018 - 11:16
Interviews de Otto Skorzeny
(je suis surpris par la qualité de son français - voir la dernière interview à partir de 1'47") :
https://www.youtube.com/watch?v=A4yttjReH74
Je n'ai pas encore lu tout le livre de Ralph Ganis mais je crois que, selon lui, Otto Skorzeny est QJ/WIN.
Il semble avoir de bons arguments.
Vu la proximité entre Otto Skorzeny et Léon Degrelle (ce que Ralph Ganis ne semble pas mentionner) et vu que Otto Skorzeny connaissait Guy Weber (ami de Yves-Jean du Monceau de Bergendal depuis la brigade Piron, assistant de Lyman Lemnitzer et employé à Argenteuil, comme Robert Close le sera plus tard), c'est une hypothèse à étudier sérieusement.
Il ne faut pas oublier que Otto Skorzeny a aussi fréquenté Stefano delle Chiaie et le prince Borghese.
Il a également rencontré Robert K. Brown (Soldier of Fortune) et sans doute Yves Guillou (Guérin-Sérac de Aginter Press).
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 9 Juil 2018 - 12:59
Sur Lyman Lemnitzer...
The Skorzeny Papers: Evidence for the Plot to Kill JFK De Ralph Ganis
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 9 Juil 2018 - 19:26
Pour information, il est question de Otto Skorzeny dans le numéro 12 de "Lobster" (1986) :
(...) On retrouve R. Piron comme rédacteur de Vérités, l’organe de 1’Association belge des Intérêts en Afrique (ABIA), dont la direction pour la partie flamande est assurée par R. Van Os, ancien résistant et colonial, et président du NEM-Club d’Anvers. (...)
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
La red secreta de la OTAN operaba en España, según un ex agente belga
Felix Monteira Bruselas 14 NOV 1990
(traduction)
Le réseau Gladio, une structure secrète et parallèle à l’OTAN qui opérait au sein des services d’information militaire, opérait également en Espagne, a déclaré hier André Moyen, ancien agent du Service d’information général belge. Gladio, dont l'existence a été révélée en Italie et reconnue par le gouvernement belge, a également agi en France, au Royaume-Uni, aux Pays-Bas, au Danemark, en Norvège et en Grèce. Les déclarations de l’ancien espion ajoutent à la liste l’Allemagne, la Suisse et l’Espagne: «Je trouve curieux que les médias oublient d’évoquer le rôle de l’Espagne dans les services d’information parallèles. un rôle de premier plan dans le recrutement et l'information pour les services parallèles ". L'ancien agent secret ajoute qu'au sein de Gladio, des réseaux dissidents ont émergé pour mener "des actions anti-communistes en Europe". En Italie, cet aspect de la stratégie de tension s’appelait Catena (Chaine). Précisément, le lien avec le terrorisme noir est l’une des questions des enquêtes menées en Italie et en Belgique. Alors que Gladio était prêt à intervenir en cas de guerre, Catena et d’autres groupes travaillaient en temps de paix.
Gladio (Sword) a été créé au début des années cinquante, en pleine guerre froide, pour résister à une éventuelle invasion militaire soviétique. Il disposait d'un réseau d'information et d'émission de messages encodés par radio, d'un réseau d'évasion et d'un autre de sabotage. Pendant des années, il a eu accès à des dépôts d'armes secrets.
Frein à gauche
Le réseau a agi de manière coordonnée en Europe et a tenu l'OTAN informée, comme l'a reconnu Guy Coéme, le ministre belge de la défense. Parmi ses objectifs, a déclaré Coëme, "empêcher l'accès de la gauche au pouvoir". L'implication de l'Espagne appelle plus d'attention car notre pays n'appartenait pas alors à l'Alliance atlantique. Dans le cas de la Suisse, pays en dehors de l’organisation de défense alliée, M. Moyen affirme que "de nombreux militaires suisses ont joué un rôle très actif".
Pour sa part, le ministre de la Défense, Narcis Serra, a déclaré hier à Paris sur l'existence présumée en Espagne d'une dérivation du réseau secret: "Je ne veux pas prendre de fleurs, ni attribuer leur dissolution, car lorsque nous sommes arrivés au le pouvoir en 1982 nous n'avons rien trouvé de similaire ". "Je lui en veux", a-t-il ajouté, "que nous sommes entrés tard dans l'OTAN, alors que la guerre froide était en déclin". Le ministre devra répondre au Congrès à une question au sujet du député de gauche unitaire Antonio Romero.
* Cet article a été publié dans l'édition imprimée du mercredi 14 novembre 1990
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Jeu 10 Jan 2019 - 15:57
Léopold III De Michel Dumoulin, Mark van den Wijngaert, Vincent Dujardin (2001)
(...)
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Lun 10 Juin 2019 - 16:57
L'Union Minière du Haut Katanga (Herman Robiliart) a financé André Moyen.
Elle a aussi financé Aginter Presse pour l'opération Kérilis (Katanga).
Mario Spandre, avocat et ami de Benoît de Bonvoisin, a bien connu Aginter Presse. On le retrouvera plus tard accueillant chez lui le fugitif Gaetano Orlando qui partit ensuite pour l'Espagne et y rencontra Stefano Delle Chiaie.
Benoît Bonvoisin a confié des enquêtes à André Moyen. Ils seront aussi en contact pour les "faux du KGB".
(Alexandre Galopin, grand-père de Benoît de Bonvoisin, a dirigé l'Union Minière http://lubum2.free.fr/umhk/umhk/dirigeants.htm )
Yves Guérin-Sérac qui a créé Aginter Presse avait aussi été à l'origine de l'OAS (à Madrid).
Il y a très tôt eu des contacts entre l'OAS et la DIA.
Matrix for Assassination: The Jfk Conspiracy De Richard Gilbride
Stefano Delle Chiaie avait une carte de Aginter Presse. Il a bien connu Yves Guérin Sérac et Jean-Jacques Susini (cofondateur de l'OAS).
C'est Jean-Jacques Susini qui a présenté Spaggiari (casse de Nice) à Stefano Delle Chiaie.
Stefano Delle Chiaie a aussi bien connu Léon Degrelle, Kicio Gelli, Jean-Pierre Cherid, Elio Ciolini, Guy Amaudruz, Klaus Barbie et le plan Condor.
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Ven 26 Juil 2019 - 10:14
. Les maîtres espions (Histoire mondiale du renseignement - Tome 2) Roger Faligot - Rémi Kauffer (1994)
(avec une préface de Alexandre de Marenches)
Note : en ce qui concerne l'assassinat de Julien Lahaut, mieux vaut se fier à l'étude la plus récente
E. Gerard, W. De Ridder, F. Muller, “Qui a tué Julien Lahaut? Les ombres de la guerre froide en Belgique”, Renaissance du livre, Waterloo, 2015
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Mar 17 Sep 2019 - 16:07
. Albert Spaggiari parle de "CATENA"... comme André Moyen l'avait fait lors du débat télévisé...
Même combat ?
Frédéric Charpier la qualifie de "organisation fantomatique"...
.
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Sujet: Re: Moyen, André Mar 26 Nov 2019 - 19:19
Un message de Peter van Haperen
_ _ _ _ _ _ _ _
Over André Moyen is al heel erg veel geschreven, ik weet niet of ik hier veel aan kan toevoegen. De oprichting van Prometheus speelde eind 1972, begin '73. Op dat moment was ik net bij Interdoc begonnen en werd uiteraard niet toegelaten bij vergaderingen of bijeenkomsten met vertegenwoordigers van buitenlandse organisaties.
Wat mij nog wel bijstaat is: De vriendschappelijke band tussen André Moyen en Kees van den Heuvel. In de Tweede Wereldoorlog Hadden zij allebei de leiding over een verzetsorganisatie. Moyen over de groep Athos en Van den Heuvel over de groep Albrecht. In de periode van Prometheus had Moyen de leiding over Milpol - militaire en politieke inlichtingen en Van den Heuvel over Interdoc - met hetzelfde doel als Milpol.
Zelf heb ik Moyen maar twee keer ontmoet: de eerste keer een toevallige ontmoeting in het gezelschap van Armfelt, waar me nog weinig van bijstaat. De tweede keer was in 1975 tijdens een vergadering van de WACL in Brussel, waar ik als 'tolk Japans' aanwezig was voor Ryoichi Sasakawa, een van de grondleggers van de WACL. Ook Armfelt en Moyen konden goed met elkaar opschieten en het was duidelijk dat Moyen daar niet alleen was als waarnemer. Hij was duidelijk bij de WACL betrokken. Ik heb indertijd notities gemaakt en een presentielijst, zal eens zien of ik die kan vinden.
Vriendelijke groet,
Peter
_ _ _ _ _ _
(traduction)
On a beaucoup écrit sur André Moyen, je ne sais pas si je peux en ajouter beaucoup. La fondation de Prométhée s'est déroulée fin 1972, début 1973. A cette époque, je venais de rejoindre Interdoc et je n'avais bien sûr pas le droit d'assister à des réunions ou à des rencontres avec des représentants d'organisations étrangères.
Ce qui me revient encore, c'est la relation amicale entre André Moyen et Kees van den Heuvel. Pendant la Seconde Guerre mondiale, ils étaient tous deux responsables d'une organisation de résistance. A l'époque de Prométhée, Moyen était responsable de Milpol - renseignement militaire et politique et Van den Heuvel d'Interdoc - avec le même objectif que Milpol.
Je n'ai moi-même rencontré Moyen que deux fois : la première fois une rencontre fortuite en compagnie d'Armfelt, dont je n'ai pas encore pleinement conscience. La deuxième fois, c'était en 1975 lors d'une réunion de la WACL à Bruxelles, où j'étais présent en tant qu''interprète japonais' pour Ryoichi Sasakawa, l'un des fondateurs de la WACL. Armfelt et Moyen s'entendaient bien aussi et il était clair que Moyen n'était pas seulement en tant qu'observateur. Il était clairement impliqué dans la WACL. J'ai pris des notes à ce moment-là et une liste de présences ; je vais voir si je peux les retrouver.
Bien cordialement,
Pierre
HERVE
Nombre de messages : 21558 Date d'inscription : 08/12/2009
Accueil 
