Bende-speurders lieten Aarschotstraat links liggen
Luitenant-kolonel rijkswacht chanteerde vriendin van Delhaize-bestuurder
(tijd) - Op 26 april 1984 werd aan de uitrit Lot-Beersel van de autosnelweg E19 een koffer gevonden. Hij behoorde toe aan ene Claude Dubois, een man die ervan verdacht werd zijn vriendin te hebben vermoord en in stukken versneden in de Maas te hebben gegooid. In de koffer bevonden zich twee vuurwapens, een aantal gestolen identiteitskaarten en een stukje papier met daarop in handschrift: 'Le Clercq boss de Delhaize 250.000 actions de 5.000'. Dit document zal enkele jaren later de aandacht trekken van de onderzoekscel in Jumet die zich met de Bende van Nijvel bezighoudt.
Na de bloedige aanslagen op een aantal Delhaize-warenhuizen in september en november 1985 circuleerden er allerhande geruchten en hypotheses aangaande de motieven die de Bende van Nijvel ertoe zou gebracht hebben om precies Delhaize-vestigingen als doelwit te nemen. Een van die hypotheses was dat Delhaize het slachtoffer zou zijn geworden van een zogenaamde 'racket', met andere woorden geweldpleging in het kader van een afpersingszaak.
In een aanverwant onderzoek naar de moord op FN-ingenieur Juan Mendez, had men ontdekt dat gewezen rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beyer plannen hadden gesmeed om afpersingen te organiseren op warenhuisketens. Gedacht werd dat Delhaize mogelijk op de agenda stond.
Volgens een andere hypothese zou de afpersing in de Verenigde Staten zijn gepleegd door de maffia. Die zou de Amerikaanse keten Food Lion hebben willen treffen via aanslagen op filialen van de moeder.
Enkele leden van de onderzoekscel in Jumet die zich met de zaak van de Bende van Nijvel bezighielden, lichtten de situatie bij Delhaize vanuit dit oogpunt door, maar concludeerden dat er geen directe aanwijzingen waren om aan te nemen dat Delhaize het slachtoffer van een afpersing zou zijn. Het spoor werd dus verlaten. Tijdens het onderzoek viel hun oog wel op enkele namen die ze ook al in andere dossiers waren tegengekomen: Jacques le Clercq en Raymond-Max Boon, beiden toen en ook nu nog bestuurder van Delhaize.
Jacques le Clercqs naam komt voor op een stuk papier dat in 1984 werd aangetroffen in het kader van het onderzoek naar een moord. 'Le Clercq boss de Delhaize 250.000 actions de 5.000', is de sybillijnse boodschap. Schuinweg staat er ook nog een andere naam die moeilijk leesbaar is en zwaar werd onderstreept. Daaronder staan nog enkele moeilijk leesbare cijfers waarvan er één werd doorstreept. Het papier zat samen met enkele vuurwapens en gestolen identiteitskaarten in een koffer die langs de kant van de autosnelweg werd gevonden.
De eigenaar is Claude Dubois, de man werd verdacht van moord op zijn vriendin. Dubois was geen onbekende in het Brusselse zakenmilieu. Vastgoedmakelaar van beroep, had hij ook een zakenrelatie met de ex-advocaat Ronald Rossignol, die in het begin van de jaren 80 vervolgd werd voor frauduleus faillissement. Rossignol was actief in de extreem-rechtse kringen die in de jaren 70 en 80 de Cercle des Nations in Brussel frequenteerden. Rossignol was onder andere bestuurder bij de verzekeringsmaatschappij North Europe, opgericht door een financiersgroep rond de Brusselse families De Pauw en Vastapane en later overgegaan in de handen van Richard van Wijk en Giorgio Gherardi Dandolo, twee zakenlui van extreem-rechtse signatuur. Rossignol treft men ook in de kleine luchtvaartmaatschappij Rossair Jet (failliet in 1983) die in luchtvaartkringen een zeer bedenkelijke reputatie had opgebouwd. Rossair Jet was eigenaar van een toestel dat werd ingezet voor trafieken van verdovende middelen en van diamant.
Prostitutiemilieu
De speurders van Jumet stelden vast dat alle voorwerpen uit de koffer van Dubois nader zijn onderzocht, behalve dat stukje papier met de onduidelijke boodschap. Ze kwamen tot de conclusie dat de Le Clercq van het stukje papier niemand anders kan zijn dan Jacques le Clercq, bestuurder van Delhaize en verantwoordelijk voor de Amerikaanse activiteiten van de distributiegroep. Ze wonnen informatie in en vernamen dat Le Clercq met Thérèse Blaton getrouwd was tot hij in 1976 scheidde. De scheiding werd in februari 1983 uitgesproken en in mei van datzelfde jaar hertrouwde Le Clercq met de Amerikaanse Winnie Mansfield.
De speurders van Jumet moesten tevens vaststellen dat de naam Le Clercq ook opduikt in een onderzoek dat de BOB van Brussel in 1986 in het prostitutiemilieu van de hoofdstad voerde. In het kader van dat onderzoek werd de bankkluis van Nicole A. bij de Paribas-bank in de Brusselse WTC-toren onderzocht. Daarin werd onder andere een visitekaartje van Jacques le Clercq teruggevonden waarop geschreven stond: 'Monsieur Algoed, Nicole A. pourrait avoir certains ennuis causés par Monsieur (blanco in proces verbaal), Lieutenant-Colonel de Gendarmerie. Nicole est mon amie et je forme des projets r. Je n'ai pu rencontrer Monsieur Vanden Boeynants, que je dois voir prochainement. Pourrez-vous intervenir personellement auprès du Ministre pour que cette personne cesse d'importuner Nicole. Je sais que cela est inhabituel comme requête, mais, étant parti aux USA pour huits jours, j'ai peur d'ennuis pour elle relevant d'un certain chantage. Merci pour votre intervention.' De tekst was gedateerd 11 oktober 1984.
Meer dan waarschijnlijk is de mijnheer Algoed die werd aangeschreven Georges Algoet (met een t), de privé-secretaris van PSC-boegbeeld Paul vanden Boeynants. Vanden Boeynants had in 1984 al verschillende jaren geen ministerportefeuille meer, maar was wel minister van Staat. En klaarblijkelijk kon hij toch nog in belangrijke mate zijn invloed laten gelden. Nicole A. heeft het kaartje met de smeekbede nooit gebruikt, anders was het waarschijnlijk nooit in haar bankkluis beland. Verbazen hoeft dat niet, aangezien Georges Algoet al sinds eind 1981 overleden was, een feit waar Le Clercq klaarblijkelijk niet van op de hoogte was.
Zelfs al was het kaartje bij VdB beland, dan rijst de vraag of de minister van Staat echt moeite zou hebben gedaan voor Le Clercq. In die periode had VdB andere kopzorgen. In oktober 1984 werd hij door de raadkamer van Brussel wegens het plegen van fiscale fraude verwezen naar de correctionele rechtbank.
Nicole A. werd aangaande de inhoud van haar bankkluis verhoord in het bureau van de Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude van Espen, maar zij wou niets zeggen over het visitekaartje met de boodschap voor Georges Algoet. Nicole A. gaf wel toe dat ze acht jaar lang een relatie had met Le Clercq en dat het dankzij het geld van Le Clercq was dat ze in de Brusselse Aarschotstraat acht huizen had kunnen kopen die als bordeel werden gebruikt. De BOB vond overigens in de bankkluis van Nicole A. een document waarin sprake is van een storting vanwege Le Clercq aan Nicole A. ten bedrage van 3 miljoen frank.
Met de acht bars die Nicole A. zich dankzij Le Clercq kon aanschaffen, hoefde de dame nooit meer verlegen te zitten om geld. Een snelle berekening leert dat Nicole A. met de huisjesmelkerij van de acht bars een zwart inkomen kon verwerven van 75 tot 150 miljoen frank per jaar. Het gaat om een berekening op basis van de bedragen die de prostituées moeten betalen voor het gebruik van een vitrine. De huurprijs loopt al snel op tot enkele duizenden franken per shift. De seksindustrie draait in de Aarschotstraat 24 uur op 24 uur. Afhankelijk van het aantal vitrines in de bars van Nicole A. mag haar inkomen worden geschat op vele tientallen miljoenen franken.
Volgens de documenten die de redactie kon inkijken hebben de Bende-speurders zich neergelegd bij het feit dat Le Clercq in de Verenigde Staten woonde en dus moeilijk kon worden verhoord. Plannen om een rogatoire commissie uit te sturen zijn er niet geweest. Er is dus nooit opheldering gekomen in welke zaak Jacques le Clercq betrokken was waarin '250.000 aandelen van 5.000 frank' op het spel stonden. Evenmin is ooit duidelijk geworden aan welke vormen van chantage Nicole A. bloot stond en waarom Le Clercq zich zo haastte om die chantage af te blokken.
Zedenonderzoek
Niet alleen Le Clercq was goed vertrouwd met het rosse milieu in Brussel. Ook Delhaize-bestuurder Raymond-Max Boon frequenteerde dit milieu. De onderzoekscel in Jumet diepte een proces-verbaal aangaande een zedenonderzoek uit 1984 op, waarin Boon een prominente rol krijgt toebedeeld. In het kader van een onderzoek naar prostitutienetwerken dat in 1984 door de Brusselse onderzoeksrechter Lyna werd geopend, werd een huiszoeking gedaan bij Marie-France R., een dame die in het prostitutiemilieu actief was.
Volgens de verklaringen die ze aflegde, werden de juwelen die bij haar werden aangetroffen betaald door Raymond-Max Boon. De cheques waarvan bij haar fotokopies werden aangetroffen, waren volgens haar ook afkomstig van Boon. Zij gebruikte ze naar eigen zeggen om er zich een wagen mee aan te schaffen. Hoewel Marie-France R. een relatie had met Boon, leefde ze samen met Pascal L., een man met een lang strafblad waarop onder andere afpersing en verkoop van gestolen wagens voorkwamen.
De informatie van de cel-Jumet werd overgemaakt aan de cel-Delta die in Dendermonde werkte onder de leiding van onderzoeksrechter Freddy Troch. Toen Troch voor de Bende-commissie getuigde, citeerde hij vele sporen in het Bende-dossier. Dat van de Delhaize-bestuurders kwam niet ter sprake. Ook de andere onderzoeksrechters in het Bende-onderzoek hebben nooit een verwijzing gedaan naar het dossier.
Eén keer kwam tijdens een van de zittingen van de parlementaire Bende-commissie een mogelijke band tussen Delhaize en zedenfeiten aan de orde. Met name tijdens het verhoor van Jean-Paul Peelos, die eind jaren 80 vanuit de Brusselse gerechtelijke politie eens voor eens en altijd moest uitmaken wat er van die mythische 'roze balletten' aan was.
Toen een commissielid hem vroeg hoe met zijn opvatting dat de band tussen de 'roze balletten' en de Bende-overvallen op de Delhaize mogelijk lag bij de aanwezigheid van mensen van Delhaize op seksfuiven, antwoordde Peelos gedecideerd dat niet hij maar André Pinon dat beweerde. Pinon is de psychiater wiens ex-vrouw aan de basis ligt van het dossier dat de 'roze balletten' wordt genoemd.
Zoals we in deze krant op 22 maart al schreven, deed Peelos hiermee de waarheid geweld aan. In een telefoongesprek van eind 1989 tussen hem en Pinon (dat op band werd opgenomen) antwoordt hij op Pinons vraag wat de relatie tussen de 'roze balletten' en de aanslagen op de Delhaize is: 'Wel, omdat er mensen van Delhaize aan deelnemen. En die hebben de plannen en de bewakingsuren van de patrouilles doorgegeven'.
Dat Peelos zijn oorspronkelijke ideeën aangaande de roze balletten en de Bende van Nijvel liever vergeet, heeft misschien te maken met het feit dat hij met de synthesenota die hij begin 1990 aangaande zijn onderzoek aan zijn oversten overmaakte ernstig bot ving. Peelos werd kort na het indienen van zijn nota voor zeventien maanden geschorst, volgens hem om zeer onduidelijke redenen.
Georganiseerde criminaliteit
Recent legde eerste substituut Jean-François Godbille van het parket van Brussel een getuigenis af voor de senaatscommissie-Georganiseerde Criminaliteit. Godbille vertelde dat hij een gerechtelijk onderzoek had geopend naar de activiteiten van de Italiaanse maffia in Brussel. Hij voegde eraan toe dat hij het onderzoek doelbewust had toevertrouwd aan 'een gemeentelijk politiekorps' en dat hij vaststelde dat dit korps, sinds de start van het onderzoek, systematisch werd 'gedestabiliseerd'.
Inmiddels kreeg de redactie in gerechtskringen de bevestiging dat het onderzoek van Godbille werd geopend in september 1995 en wordt gevoerd rond maffia-activiteiten in de Brusselse horecasector, in caféspelen en in de prostitutie. Het gemeentelijke politiekorps waarvan sprake is, is dat van Schaarbeek. Dit korps beschikt over een financiële cel. Eigenlijk wilde Godbille vermijden dat de gerechtelijke politie van Brussel, en meer in het bijzonder Georges Marnette, op één of andere wijze bij het onderzoek zou worden betrokken. De reden is dat het maffiaonderzoek onder meer werd gevoerd in de prostitutiemiddens in de Aarschotstraat, een milieu waarin Marnette naar verluidt zeer goed thuis zou zijn.
De politie van Schaarbeek was een half jaar voor aanvang van het maffiaonderzoek al druk doende in de Aarschotstraat. Dat gebeurde op bevel van de burgemeester van Schaarbeek Françis Duriau. Duriau wilde een strikte toepassing van het gemeentelijke reglement op de openbare zeden. De schoonmaakoperaties in de prostitutiewijk waren duidelijk niet naar de zin van het parket van Brussel en van de gerechtelijke politie. Herhaaldelijk kwam de GP spaken in de wielen steken.
Toen Godbille getuigde voor de senaatscommissie en over destabilisatie van het politiekorps sprak, bedoelde hij dus de politie van Schaarbeek en meer bepaald van zijn commissaris Johan Demol. Demol werd vorige week verplicht met verlof gestuurd toen uitlekte dat hij ooit lid was geweest van de extreem-rechtse groepering Front de la Jeunesse en dat hij over dit lidmaatschap had gelogen. Inmiddels is er een nachtelijke inbraak geweest in de computer van Demol op het politiecommissariaat. Demol is niet meer bereikbaar.
Nicole A. is tot op heden eigenares van vier ontuchthuizen in de Aarschotstraat. Zij leefde lange tijd samen met ... een inspecteur van de gerechtelijke politie van Brussel.
René DE WITTE
Dirk SELLESLAGH